Ontmoet Historisch IJsselstein - 11. Verzuiling en vereniging
Samenstelling, beeld en tekst: Jasper van Muijden, Marian Wessels, Marcel Berkien en Bart Rietveld
Vanaf 1800 tot aan de Tweede wereldoorlog was de welstand van de bevolking niet groot. IJsselstein behoorde tot de armere gemeenten in de provincie Utrecht. In 1940 waren de onder- en de middenklasse even groot (49%), terwijl zo'n 1 tot 2% zich tot de (rijkere) elite mocht rekenen. Opvallend is dat in de zogenaamd 'betere' straten van IJsselstein de bevolking gemĂȘleerd bleef. Echte 'deftige' straten kende IJsselstein niet. Toch waren de sociale verschillen, door het verschil in inkomen, groot. De werkgevers hadden veel macht over hun werknemers door de monopoliepositie van hun bedrijven. Door de industrialisatie en de slechte arbeidsomstandigheden ontstonden, vanaf het einde van de 19e eeuw, vakbonden. In 1894 werd de RK Werklieden Vereniging IJsselstein opgericht met onderafdelingen zoals het Hoepel- en Snoeiersgilde en de RK vakafdeling St. Antonius.
Politiek gezien kwam de stemverhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen in IJsselstein in grote lijnen overeen met die van de landelijke verkiezingen. De katholieke partij kon rekenen op 52%, de protestantse partijen op 35% en 13% van de bevolking stemde op overige partijen, waaronder de sociaaldemocraten. Die laatste kregen in IJsselstein geen vaste voet aan de grond omdat het grootste de van de vakverenigingen van protestantse of katholieke signatuur was. De samenleving was volgens religieuze scheidslijnen verdeeld: van iedere vereniging bestond een algemene- of protestantse en een katholieke variant. De vrijwillige brandweer was de enige organisatie in IJsselstein waar beide bevolkingsgroepen integreerden.
Rond 1900 ontstaan in IJsselstein de eerste verenigingen, waarbij opvalt dat bijna altijd de verzuiling is terug te vinden in de signatuur. Waar de oudste verenigingen een culturele basis hebben (muziek: Amicitia van 1900, Excelsior van 1907 en zang en toneel), ontstaan vanaf de twintiger jaren de sportverenigingen met als eerste de nu nog bestaande voetbalverenigingen VVIJ (RK) in 1926 en IJFC in 1930 (algemeen) en twee gymnastiekverenigingen. De scheiding tussen mannen- en vrouwenverenigingen blijft tot in de jaren '50 bestaan. Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat, mede met de groei van het aantal inwoners, een grote diversiteit aan verenigingen op alle terreinen van het maatschappelijk leven.
Het verhaal wordt verteld in 31 plaatjes.